Vraag & Antwoord: Leegte en het verlaten van het cyclisch bestaan

Moeten we het lijden vermijden? Is het nodig om het cyclische bestaan te willen verlaten om boeddhist te kunnen zijn?

De meeste mensen zijn niet gemotiveerd om het cyclische bestaan te verlaten. Traditioneel waren de meeste boeddhisten alleen geïnteresseerd in het verkrijgen van een goede wedergeboorte – door het beoefenen van ethiek en vrijgevigheid. Dus als je met die optie kan leven, ben je wat mij betreft nog steeds boeddhist.

Als mijn ‘zelf’ leeg is, heeft het helpen van mensen dan wel zin?

Een juist begrip van leegte ontkent het conventionele zelf niet. Het gaat over het zelf dat, gemotiveerd door verstorende emoties, een verhaal over zichzelf op hangt. Dat zelf versterkt die verstorende emoties op haar beurt en daarmee zit je vast in het cyclische bestaan. Dat zelf zou je het Ego kunnen noemen. Dat Ego ziet zichzelf als autoriteit over je leven en het wordt in het Boeddhisme ontkent.

Dat wil zeggen: dat Ego is niet wat het lijkt. Het hoeft niet gedood te worden of zo, want het bestaat eenvoudig niet zoals het aan je verschijnt. Als je dat feit onder ogen ziet, en diep door voelt, verliest het Ego aan kracht. Je voedt het niet meer door er in op te gaan.

Het zelf dat boodschappen doet? Daar is helemaal niets mis mee. Het bestaat zoals het verschijnt en is noodzakelijk om in de wereld te functioneren.

Voel je niet gedwongen in dingen te geloven die je niet begrijpt. De filosofie van leegte is altijd een elite-zaak geweest. Door de tijd heen waren de meeste Boeddhisten ongeletterde boeren. Ze dachten niet na over zelfloosheid. Ze hielden hun rijstvelden in stand.

En als je er op uit komt dat je geen Boeddhist bent, is dat ook prima. Zolang je je karma beschermt, gaat het Boeddhisme er vanuit dat het goed met je komt.

In de Gelugpa traditie wordt bij de instructie van Leegte benadrukt dat je – in de studie van de vier scholen – niet verder moet gaan dan de interpretatie waarmee je de wet van causaliteit (dus karma) niet ontkent.

Causaliteit – en dus ook het werken voor een betere wereld – is belangrijker dan leegte. Je stelt vragen bij je begrip van leegte omdat je het belangrijker vindt om in de wereld juist te leven. Dat is volkomen terecht.

Het wordt alleen een probleem als je gaat denken: Kijk eens naar mij, hoe goed ik het doe! Maar ja, als je dat in jezelf ziet, hoef je niet gelijk op te houden je best te doen. Gebruik het als gereedschap om jezelf er aan te herinneren dat je nog niet een arhat of bodhisattva bent.

Leegte is een heel gecompliceerd onderwerp. Je kunt het beste met scepsis luisteren naar de interpretatie van dit onderwerp door mensen die er slechts oppervlakkig in gedoken zijn. Ik ben er nu meer dan 10 jaar mee bezig en begrijp desondanks niet meer dan de grote lijn.

Ik ben op een boerderij opgegroeid. De buren waren fantastisch. Ze hielpen elkaar voortdurend en lieten zelfloosheid zien.

Zelfloosheid in de ethische zin heeft heel weinig van doen met zelfloosheid als in leegte. Het is natuurlijk fantastisch als mensen elkaar steunen. Het is goed karma voor henzelf en een zegen voor de omgeving. Dat wil echter niet zeggen dat ze de leegte gerealiseerd hebben. Pas dus op met je terminologie: altruïsme is een ander onderwerp dan zelfloosheid in de Boeddhistische filosofische zin.

In het Mahayana Boeddhisme wordt er onderscheid gemaakt tussen twee aspecten van het pad: methode en wijsheid.

Onder Methode valt ethiek, zelfdiscipline, vrijgevigheid enzovoorts. Wijsheid is de filosofische kant. Die kant is erg lastig. Niet dat het makkelijk is om een ethisch leven vol te houden, maar het is wel heel wat anders. Om wijsheid volledig te realiseren heb je een intellectueel begrip nodig en gebruik je dat vervolgens als spiegel voor je eigen persoonlijkheid. Als die volledige realisatie tot stand komt, komt het eind van het cyclische bestaan in zicht.

Maar waarom zou je je überhaupt druk maken over wijsheid?

Vanuit traditioneel Boeddhistisch perspectief – Mahayana of Theravada – zitten we zonder wijsheid vast in het cyclische bestaan. De Tibetaanse traditie benadrukt daarnaast dat mededogen zonder wijsheid vaak contraproductief werkt. Dit zijn twee heel verschillende redenen en de meeste mensen hebben meer met de tweede dan de eerste. En dat is prima.

Aardig zijn zonder wijsheid kan leiden tot allerlei problemen. Ongevraagd advies geven, bijvoorbeeld. Het soort hulp geven dat op korte termijn problemen oplost, maar op de lange termijn problemen veroorzaakt. Helpen zonder het fundamentele probleem aan te passen. Dit soort fouten maken wij amateur-bodhisattvas vaak.

Ik heb zelf veel gehad aan het mediteren op wijsheid en het toepassen op mijn persoonlijkheid: ik ben er een paar zelf-illusies mee te lijf gegaan.

In mijn omgeving ken ik veel mensen die het Boeddhisme lijken te gebruiken om hun problemen te ontvluchten. Deze ontkenning van het onvermijdelijke en belang van lijden lijkt mij een ontkenning van de eerste edele waarheid van het Boeddhisme.

In mijn ervaring is het veel beter om het lijden toe te staan. Als ik het verstop, stagneer ik.

Boeddha wilde van het lijden verlost worden. Dat is op zich geen probleem. Wat er kan gebeuren als mensen de dharma gebruiken om lijden te ontvluchten is dat ze het verstoppen, in plaats van de dharma te gebruiken om het op te lossen. Het verhaal gaat dat Boeddha het lijden helemaal ontwortelde. Je kunt iets niet ontwortelen zonder het onder ogen te zien.

Ik raak in de war als ik nadenk over het pad naar verlichting. Het voelt alsof er een gigantische afstand is tussen de situatie waarin ik zit en  het Ontwaken. Ik heb meer met het idee dat ik nu al alles bij de hand heb en het alleen maar hoef te zien.

Dit is een van de dingen die verschillen tussen verschillende tradities binnen het Boeddhisme. De ‘je hoeft het alleen maar te zien’ houding is heel erg Zen (en Dzog Chen). De ‘pad’ benadering is meer klassiek en wordt dus onderwezen in de meeste Tibetaanse tradities en in het Theravada Boeddhisme. Het is meer een voorkeur dan een essentieel verschil. Je zou, denk ik, niet ontkennen dat je nog steeds persoonlijke problemen hebt. Er is dus een pad in de zin dat je nog niet helemaal een heilige bent. Desondanks heb je het potentieel om er een te worden. (excuseer me de westerse terminologie deze keer)

Waarom zou ik het cyclische bestaan überhaupt willen verlaten? Heb jij echt zelf dat verlangen?

Als je het systeem consequent doordenkt, zul je zien dat als je karma en wedergeboorte accepteert, het heel natuurlijk is die hele cyclus te willen verlaten. Denk aan de vele mensen die in armoede leven, ziek zijn zonder toegang tot goede verzorging, leven in oorlog enz. De meeste van hen zouden het idee dat ze keer op keer terug moeten komen waarschijnlijk als een nachtmerrie beschouwen.

Maar vanuit de relatieve welvaart die we in het Westen nog steeds hebben, komt dit verlangen zeker niet vanzelf. Dat is het Boeddhistische antwoord.

Dit is een van de onderwerpen in de Lam Rim. In dat kader heb ik geoefend er een gevoel voor te krijgen. Ik kan niet eerlijk zeggen dat ik het geïnternaliseerd heb. Ik zie echter wel dat als het hele verhaal waar is, de kans op een gunstige wedergeboorte niet al te best is. Misschien ben ik bezig genoeg goed karma te verzamelen om een onfortuinlijke wedergeboorte te voorkomen, maar ik kan er niet zeker van zijn.

Waarom zou je op zo’n deprimerend onderwerp mediteren?

Goeie vraag. Omdat als karma en wedergeboorte waar zijn, het cyclisch bestaan een probleem is dat opgelost moet worden. Dat mijn huidige leven zo comfortabel is dat ik dat niet diep voel, wil niet zeggen dat het probleem niet reëel is.

Maar, zoals ik aan het begin al zei, niets is verplicht. Mediteren op het cyclische bestaan is ook niet verplicht. Je bent volkomen vrij geen boeddhist te zijn, en als je dat wel bent, om je eigen soort boeddhist te zijn.

Conclusie

Het bovenstaande is uiteraard slechts een samenvatting van de leringen rond het cyclische bestaan en leegte. Het is misschien genoeg informatie om er over te mediteren, maar het vervangt niet de bibliotheken vol boeken die in het Indiase, Tibetaanse en Japanse Boeddhisme over deze onderwerpen geschreven zijn.

Het Tibetaanse Boeddhisme verdeelt de filosofische interpretaties van leegte in vier scholen. Elk van die scholen is weer onderverdeeld in minstens twee – en elk verschilt op fundamentele punten met de anderen. Het Japanse Boeddhisme heeft geen poging gedaan om de filosofie in slechts vier scholen onder te verdelen. In plaats daarvan hebben ze ongeveer een dozijn voornaamste interpretaties.

Als je niet in verwarring raakt over leegte, heb je er niets van begrepen.

Terminologie rondom leegte

Anatma (Sanskriet) = Anatta (Pali) = letterlijk No (an) Self (atma)

De geen-zelf leer. Zoals je hierboven kunt zien is het verwarrend om anatma met ‘zelfloosheid’ te vertalen. Ik heb de voorkeur aan ‘geen-zelf’. Alle Boeddhistische scholen hebben een geen-zelf leer, hoewel de precieze interpretaties variëren.

Sunyata (Sankriet) = Sunnata (Pali) = letterlijk NUL (sunya) HEID (ta – een achtervoegsel)

Leegte. In het Mahayana wordt het woord ‘leegte’ gebruikt voor het gebrek aan een ‘zelf van verschijnselen’. Met andere woorden: het verwijst naar het feit dat niets, niet alleen het Ego, bestaat op de manier waarop we het waarnemen. 1) Verschijnselen bestaan niet zoals ze aan onze zintuigen verschijnen en 2) we gebruiken onze zintuigen niet zo heel erg goed. In plaats daarvan zien we de wereld door het filter van onze conditioneringen.

Ego

Het woord Ego gebruik ik hier zoals in het gewone taalgebruik. Haal Jung of Freud er niet bij, als je over leegte nadenkt.

Als we zeggen ‘hij heeft te veel Ego’, bedoelen we dat hij zichzelf te serieus neemt. De mannelijke Tibetaanse leraren die naar het Westen kwamen, raakten in de war van hun, vaak vrouwelijke, studenten. Die hadden niet te veel Ego, maar te weinig: ze hadden te weinig zelfvertrouwen, hoe slim ze ook waren. Op den duur vonden de leraren een manier om dit in hun wereldbeeld in te passen: het Ego van een gebrek aan zelfvertrouwen.

Ik vind dit een hele nuttige manier om er naar te kijken. Een gebrek aan zelfvertrouwen is een gevoel van ‘arme mij’. We zien het graag als nederigheid, maar het effect is onhandig. Een gebrek aan zelfvertrouwen zorgt ervoor dat we dingen niet proberen die we misschien wel kunnen doen. Nederigheid, aan de andere kant, past heel goed bij grote verantwoordelijkheden of geleerdheid. Het betekent niet meer dan dat we er geen ego-ding van maken.

Als je het zo ziet, wordt Ego iets dat iedereen heeft. Iedereen heeft een verhaal over zichzelf dat afwijkt van de werkelijkheid. Zo begrijp ik de ‘ijdelheid van het zelf’ waar de realisatie van geen-zelf een eind aan maakt.

[Dit is naar aanleiding van een Facebookdiscussie. ]

[Hierboven zie je mijn amateurversie van de vier-armige Avalokiteshvara]